GroenLinks maakt zich, met het overgrote deel van de Nederlandse bevolking, grote zorgen over de intensieve veehouderij. Jaarlijks worden agrarische bedrijven groter en groter. Het aantal megastallen neemt onrustbarend toe. Deze ontwikkeling is onhoudbaar en niet duurzaam.

Denk alleen al aan de grootschalige import van soja. GroenLinks vindt dat allereerst vervuiling van lucht, water en bodem, aantasting van de leefbaarheid en risico’s voor de volksgezondheid serieus moeten worden aangepakt.

Om de situatie op te lossen wordt door bepaalde partijen gesteld dat  ontwikkelruimte nodig is om de situatie te verbeteren. Dit is een kromme redenering. Dan maken we maken de problemen ook voor de toekomstige generaties alleen maar groter.

Ook in het geval van de ontwikkeling van LAVI aan de Steenovensebaan wordt gesteld dat de situatie, tenminste wat het milieu betreft, alleen maar verbetert bij de geplande ontwikkeling. Hier is GroenLinks het niet mee eens. Daarbij wordt ook nog vergeten dat de referentiesituatie niet de huidige situatie is maar een theoretische vergunde situatie. Een zuiver juridische, theoretische benadering dus.



Ik citeer dan ook graag de Statenfractie van GroenLinks: “De sleutel ligt niet in deze end-of-pipe-oplossingen waarbij we de fundamentele problemen ontkennen. Nu houden we met luchtwassers en mestfabrieken een systeem van plofkippen en kiloknallers in stand. Produceren voor een anonieme markt op basis van de laagste kostprijs is passé. Boeren moeten hun consumenten kennen en de Brabantse consumenten hun boeren. Voedselproductie, volksgezondheid, dierenwelzijn, natuur en leefbaarheid gaan hand in hand. Gesloten kringlopen, minder dieren. Alleen dan krijgen we een echte zorgvuldige landbouw waar we als Brabanders trots op kunnen zijn!”



Dan de situatie in Oosterhout en de ontwikkeling van het bedrijf aan de Steenovense baan.

Zelden zijn de partijen binnen onze raad zo eensgezind in hun standpunt over deze ontwikkeling. Alle raadsfracties vinden deze ontwikkeling ongewenst. Daarnaast zijn de bewoners, recreatieondernemers, de milieuvereniging, de landbouworganisatie ZLTO, Staatsbosbeheer en de provincie (bij monde van gedeputeerde Yves de Boer) het er mee eens dat een ontwikkeling op deze locatie ongewenst is. LAVI zelf is niet gehecht aan deze locatie; het is dat hier nog bestaande rechten liggen, anders zou het bedrijf net zo lief of misschien wel liever ergens anders zitten.

De geplandw stal past absoluut niet bij het kleinschalige karakter van de Steenovensebaan en omgeving en heeft grote consequenties voor de leefbaarheid. Daarnaast is het strijdig met toenemende recreatie in dit gebied grenzend aan de Boswachterij Dorst (onderdeel van het Landschapspark Breda-Oosterhout). Een megastal met bijbehorende toename van vrachtverkeer past hier niet bij.

De provincie Noord-Brabant spreekt in haar beleid over het “hervinden van de maatschappelijke legitimatie voor de landbouw (in het bijzonder de veehouderij) door dialoog met bewoners. Lokaal in de directe omgeving van bedrijven en regionaal met het grote publiek en maatschappelijke organisaties. Zonder maatschappelijke inpassing geen ontwikkeling.”

Van enige maatschappelijke inpassing is in het geval van de Steenovensebaan geen sprake.





GroenLinks is van mening dat het college zich uiteraard aan de wet moet houden. LAVI heeft verkregen rechten uit het verleden en die moeten worden gerespecteerd. Maar er is meer dan deze juridische benadering.

Het college schrijft in de Perspectiefnota 2014: Het zijn niet langer de wetten, regels en subsidies die in het denken van de ambtelijke organisatie las (dwingend) instrumentarium in gezet moeten worden, maar er zal nog meer gedacht moeten worden vanuit het perspectief van de burger.



GroenLinks vindt het ronduit tenenkrommend om te lezen hoe het college verwijst naar het bedrijf LAVI en de provincie, het college zegt bereid te zijn om Lavi en/of de provincie te faciliteren en te ondersteunen als zij in gesprek willen gaan met omwonenden. Wie is hier nu aan zet? Het zou juist dit college moeten zijn die het initiatief neemt voor een proces. Die partijen aan de zo vaak genoemde keukentafel samenbrengt en die open de dialoog aangaat en onderling vertrouwen opbouwt. Als het ergens kan is het hier. Waarom niet de partijen gemobiliseerd?  Het gaat hier om de duurzame toekomst van Oosterhout. Dit is in eerste plaats de verantwoordelijkheid van het college zelf.

Er is grote onrust bij de bewoners en recreatieondernemers over de gezondheid, laat dan de GGD aansluiten. Het college stelt dat er nog geen wettelijke afstandseisen van een veehouderij tot woningen van derden zijn in verband met het risico op

uitbraak van besmettelijke ziekten. Dit is juist een argument om wel met de GGD aan tafel te zitten, in plaats alleen maar regels toe te passen.



En als de ontwikkelingen niet kunnen worden tegengegaan op juridische gronden, probeer dan de negatieve effecten zoveel mogelijk te beperken. Dat hoeft niet altijd in juridische regels te worden vastgelegd, maar kan ook in goed overleg en gezamenlijke afspraken. Onderzoek gezamenlijk welke mogelijkheden er zijn, daar valt alleen maar te winnen!



GroenLinks heeft de vragen voor dit interpellatiedebat niet alleen gesteld aan het college als vergunningverlenende instantie, maar juist aan het college dat verantwoordelijk is voor de ontwikkelingen in het buitengebied, daar een visie en ambities op heeft en die ook wil realiseren. Daarbij is naar de mening van GroenLinks meer nodig dan alleen het toepassen van regels!

Willen wij een leefbare gemeente zijn en blijven dan moeten we meer doen dan alleen wetten en regels naleven. Dan moeten wij in actie komen om onze ambities: een duurzame, economisch gezonde en leefbare stad waar te maken.