Bij brief van 20 oktober jl. heeft u, op grond van artikel 41 van het Reglement van Orde voor de vergaderingen van de gemeenteraad, vragen gesteld over de toepassing van artikel 19, lid 2, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Eerder berichtten wij u dat wij uw vragen uiterlijk op 22 december 2006 zouden beantwoorden. Welnu, onderstaand treft u onze antwoorden aan.

Vraag 1. Bent u het eens met GroenLinks dat door het volgen van artikel 19, lid 2, procedures, de gemeenteraad in een aantal gebieden in Oosterhout feitelijk buiten spel gezet wordt bij het beslissen over bepaalde ruimtelijke ontwikkelingen? Waarom bent u het wel of niet met GroenLinks eens?

Vooropgesteld zij, dat toepassing van artikel 19, lid 2, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening een bijdrage levert aan een goede voortgang van ruirntelijke projecten, en in dit geval specifiek aan de voortgang van de woningbouw in onze gemeente, zijnde toch een speerpunt in het beleid van zowel de gemeenteraad als ons college. Bij het gebruikmaken van de, door de wetgever aan ons toegekende, bevoegdheid richten wij ons uiteraard naar de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid, zoals de gemeenteraad die in structuur en ontwikkelingsvisies en andere beleidsstukken heeft vastgesteld. De nadere uitwerking van die hoofdlijnen van beleid zien wij als een taak van ons college. Dit neemt niet weg dat in een aantal situaties toch sowieso nog één of meerdere, op andere regelgeving gebaseerde, uitspraken van de gemeenteraad nodig zijn om tot realisering van de betrokken ontwikkeling te kunnen overgaan. Bij die gelegenheden, maar ook indien daaraan op andere momenten vanuit de gemeenteraad behoefte bestaat, zijn wij vanzelfsprekend bereid de stappen, die wij in die processen zetten, aan de raad toe te lichten en daarvoor aan hem verantwoording af te leggen. Orn die reden zijn wij het dus niet met uw stelling eens.

Vraag 2. Welke mogelijkheden heeft de, gemeenteraad nog om, veranderingen aan te brengen in een bestemmingsplan als op grond van dit nog niet vastgestelde bestemmingsplan al toestemming wordt verleend om te gaan bouwen via een artikel 19, lid 2, procedure? Wat zijn de juridische gevolgen als de gemeenteraad besluit om dit toch te doen?

De gemeenteraad heeft de mogelijkheid om een bestemmingsplan vast te stellen dat afwijkend is van de situatie waarvoor een vrijstelling ex. artikel 19, lid 2, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening is verleend. Dit kan echter geen gevolgen hebben voor de rechtsgeldigheid van de verleende vrijstelling, althans indien er van uit gegaan wordt dat die inmiddels onherroepelijk is geworden. Bovendien is het de vraag, of zo'n bestemmingsplan, indien de rechthebbende op de vrijstelling daartegen voorziening vraagt, in stand zal blijven.

Vraag 3. Is de conclusie juist dat het college bij de verdere herstructurering van Slotjes-Midden (en ruimtelijke ontwikkelingen in de andere 12 gebieden) al definitieve besluiten kan nemen over bouwplannen nog voordat de gemeenteraad hierover een definitief besluit heeft genomen? Waarom bent u het wel of niet met GroenLinks eens?

Dat is juist, zij het dat een besluit pas definitief is als er geen wettelijke voorziening meer tegen open staat (het besluit onherroepelijk is geworden). Bij de ontwikkeling van Slotjes Midden ligt zo'n besluit tot verlening van vrijstelling voor een concreet bouwplan trouwens ook in de lijn van de eerdere besluitvorming door de gemeenteraad. Gedoeld wordt hier op de Nota van Uitgangspunten voor de samenwerking met Cires ter zake van de herontwikkeling van het gebied, en op het stedenbouwkundig plan, welke beide door de gemeenteraad zijn vastgesteld.

Vraag 4. Betekent dit, dat na het vaststellen van een stedenbouwkundig plan (zie Slotjes Midden) voor een van de 13 gebieden, de gemeenteraad geen invloed meer heeft op de verdere uitwerking, omdat deze via een artikel 19, lid 2, procedure gebeurt?

Ja, tenzij de gemeenteraad ons college verzoekt of opdraagt om voor een bouwplan dat binnen zo'n aangewezen gebied ligt, overleg met de gemeenteraad te plegen, alvorens daarvoor vrijsteiling ex. artikel 19, lid 2, Wet op de Ruimtelijke Ordening te verlenen. Wij zouden dat de gemeenteraad echter ernstig willen ontraden, omdat daarmee afbreuk zou worden gedaan aan het beginsel dat de gemeenteraad de beleidskaders aangeeft en het college van burgemeester en wethouders, met inachtneming van die kaders, de uitvoering ter hand neemt. Bovendien zou dat niet bijdragen aan het streven om de voortgang van de woningbouw, die gediend is met een korte proceduregang voor bouwvergunningen, te bevorderen.