Op 22 juli jl. hebt u schriftelijke vragen ex art. 41 van het Reglement van Orde van de Oosterhoutse gemeenteraad gesteld over de hervorming van de hulp bij het huishouden. Omwille van de integraliteit hebben wij er daarvoor gekozen een aantal vragen in samenhang te behandelen. Wij beantwoorden uw vragen als volgt.

Vraag 1. Hoeveel mensen maken in Oosterhout gebruik van de HbH1-regeling?

Antwoord 1. Momenteel (september 2014) hebben 1259 inwoners van onze gemeente een indicatie voor HbH1.

Vraag 2. Welke kosten zijn daarmee gemoeid?

Antwoord 2. Uitgaande van gemiddeld 11.500 uur huishoudelijke hulp per zorgperiode (vier weken) en een uurtarief van gemiddeld € 21,40 dat wij aan de zorgverlener vergoeden, bedragen de kosten voor HbH1 op jaarbasis circa € 3,2 miljoen. Daarnaast ontvangt de gemeente in het kader van HbH1 ongeveer € 680.000 aan eigen bijdragen van cliënten.

Vraag 3. Hoeveel werknemers zijn werkzaam in de HbH1-zorgverlening in onze gemeente en hoeveel fte’s zijn dat?

Antwoord 3. Hierover kunnen wij momenteel geen totaalbeeld schetsen. Wij hebben deze vraag uitgezet bij de huidige zorgaanbieders. Zodra wij hierover meer duidelijkheid hebben, zullen wij u hierover nader informeren. Om u toch enige indicatie te kunnen geven: Thebe zet in Oosterhout bijna vijftig fte in voor HbH1.



Vraag 4. Hoe gaat het college vaststellen of zorgvragers vanaf 2015 in de categorie HbH1 of HbH2 vallen?

Vraag 5. Wordt hiervoor een herindicatietraject gevolgd?

Vraag 6. Zo ja, welke kosten zijn daarmee gemoeid?

Vraag 7. Zo nee, waarom niet?


Antwoord 4. t/m 7. In het coalitieakkoord 2014-2018 staat als uitgangspunt voor de hervorming van hulp bij het huishouden het volgende geformuleerd: “Hulp bij het huishouden is een belangrijke en relatief goedkope eerstelijnsvoorziening voor mensen met een zorgbehoefte. Hulp in de huishouding vervult daarnaast een belangrijke signaalfunctie. Wij willen er daarom alles op alles zetten om hulp in de huishouding overeind te houden. Wij gaan daarbij, binnen het bestaande budget, op zoek naar manieren om deze ondersteuning op een efficiëntere wijze vorm te geven”. Geconfronteerd met een rijksbezuiniging van circa € 2 miljoen op een totaalbudget van € 4,2 miljoen, betekent dit dat wij in de uitvoering van de hulp bij het huishouding scherpe keuzes hebben moeten maken. Daarin hebben wij, in ons voorstel aan de gemeenteraad, expliciet gekozen voor twee categorieën Oosterhouters te ontzien die ons inziens het meest kwetsbaar zijn:

* In de eerste plaats zijn dat die personen die niet in staat zijn, bijvoorbeeld als gevolg van hun gezondheidstoestand, hun eigen ondersteuning zelf of met hulp van hun netwerk vorm te geven. Zij zullen hierin begeleid blijven worden. Voor de goede orde: of deze mensen ook in aanmerking komen voor een vergoeding van de kosten van hulp bij het huishouden, hangt af van hun inkomenssituatie (zie tweede bullit).

* Daarnaast is er de categorie die in de nieuwe situatie hulp bij het huishouden niet kan betalen. Voor hen blijft er de mogelijkheid tot tegemoetkoming in de kosten (bijzondere bijstand). Iedereen met een inkomen onder de 125 procent van de bijstandsnorm en zonder of met een beperkt eigen vermogen, komt hiervoor in aanmerking. Bij het vaststellen van het

vermogen wordt het bezit van een eigen woning niet meegerekend. De verwachting is dat het hier gaat om circa 35 procent van de huidige cliënten. Deze maatregelen kunnen gelden voor zowel Oosterhouters die nu in aanmerking komen voor HbH1 als voor HbH2. Het huidige aanbod komt per 1 januari 2015 te vervallen (en daarmee ook het onderscheid tussen HbH1 en HbH2). Er is om die reden ook geen sprake meer van “herindicatie”. Het nieuwe systeem gaat in drie maanden nadat de gemeenteraad (in zijn vergadering van oktober) hierover een besluit genomen heeft (effectief per 1 februari 2015). Deze drie maanden willen wij benutten om de huidige gebruikers van HbH1 en HbH2 in de gelegenheid te stellen zo probleemloos mogelijk over te schakelen op de nieuwe situatie. Wij realiseren ons terdege dat dit desalniettemin het nodige vergt van alle betrokkenen, niet in de laatste plaats van de doelgroep zelf. Ze worden niet alleen geconfronteerd met ingrijpende wijzigingen in hun dagelijkse leefomgeving, maar in veel gevallen ondervinden ze ook nog eens (aanzienlijke) financiële consequenties.

Ter voorbereiding op de nieuwe situatie zullen wij in de overgangsperiode de volgende stappen zetten:

* Na het raadsbesluit worden alle huidige cliënten per brief over de nieuwe situatie geïnformeerd.

* De huidige cliënten met HbH2, cliënten met HbH1 in combinatie met begeleiding en de huidige cliënten die in aanmerking willen komen voor bijzondere bijstand, worden uitgenodigd voor een persoonlijk gesprek.

* Alle overige cliënten worden uitgenodigd voor inloopbijeenkomsten, waar zij vragen kunnen stellen aan Wmo-consulenten. Wij zullen de effectiviteit van deze bijeenkomst – in termen van opkomst – monitoren; mocht blijken dat we op deze manier de doelgroep onvoldoende hebben bereikt, dan zullen we aanvullende communicatiemiddelen inzetten. Zo bestaat ook de mogelijkheid met deze cliënten een persoonlijk gesprek te voeren. Op dit moment is nog geen antwoord te geven op de vraag welke kosten met deze informatieronde gemoeid zijn. Wij brengen dit momenteel in kaart, waarbij wij ook kijken naar de kosten van informatievoorziening in de richting van de nieuwe cliënten die wij er per 1 januari 2015 in het kader van de transitie Awbz als gemeente bij krijgen. Na 1 januari 2015 vindt de toegang tot zorg plaats via de sociale wijkteams. Medewerkers van het sociaal wijkteam gaan gesprekken aan met de cliënt, waarbij wordt nagegaan wat de mogelijkheden zijn om in de ondersteuningsbehoefte te voorzien. In eerste instantie wordt gekeken of mensen op eigen kracht, met behulp van het netwerk of met gebruikmaking van algemene voorzieningen in hun vraag kunnen voorzien. Blijkt uit zo’n gesprek dat schoonmaakondersteuning voldoende is, dan zal het wijkteam de cliënt doorverwijzen naar gespecialiseerde bedrijven. Maakt het gesprek duidelijk dat verdere ondersteuning nodig is, dan worden maatwerkafspraken gemaakt over de in te zetten begeleiding. Dat kan betekenen dat de cliënt wordt ondersteund bij het inkopen en maken van afspraken. Een andere uitkomst kan zijn dat de cliënt geholpen kan worden bij het (opnieuw) aanleren van vaardigheden om het eigen huis schoon te houden. In ons voorstel aan uw raad stellen wij verder voor het onderdeel begeleiding van de HbH2 intact te laten. HbH2 is de intensieve ondersteuning die wordt geboden aan mensen met geestelijke en/of psychische klachten, waardoor zij zelf niet in staat zijn de regie te voeren over hun huishouden. Momenteel (september 2014) hebben 296 cliënten een indicatie voor HbH2.

Vraag 8. Wat is de visie van het college op de overgang naar de nieuwe situatie per 1-1-2015? Is er voorzien in een overgangsregeling?

Vraag 9. Zo ja, hoe ziet die eruit?

Vraag 10. Zo nee, waarom niet?


Antwoord 8 t/m 10. De wetgever heeft met betrekking tot de huishoudelijke hulp geen overgangsrecht voorgeschreven. Voor de huidige cliënten met HbH wordt een overgangstermijn van drie maanden na besluitvorming door de gemeenteraad voorgesteld. Wij vinden dit een redelijke overdrachtstermijn. Met deze overgangstermijn wordt ook het financiële risico voor de gemeente beperkt: per vier weken reguliere huishoudelijke hulp bedragen de kosten voor de gemeente circa € 275.000. Deze overgang is daarmee minder geleidelijk dan de overgang voor de  Awbz-taken. Gezien de aard van de ondersteuning en de omvang van de rijksbezuinigingen op het budget voor HbH vinden wij dit echter te billijken. Bovendien zijn wij van mening dat het hanteren van een langere overgangstermijn voor alle betrokken cliënten ertoe leidt dat ze op een gegeven moment worden geconfronteerd met de consequenties van de rijksbezuinigingen op HbH. Met ons voorstel aan uw raad zetten wij van meet af aan het beschikbare geld gericht in om zo de meest kwetsbare groepen te ontzien (zie ook ons antwoord op de vragen 4 t/m 7). De wetgever heeft wel een maatregel getroffen in het kader van (het behouden van) de werkgelegenheid, door in 2015 en 2016 € 75 miljoen per jaar ter beschikking te stellen aan gemeenten. Voor Oosterhout gaat het hier (voorlopig) om een bedrag van € 250.000. Wij werken momenteel aan een plan om voor deze middelen in aanmerking te komen, zodat ze kunnen worden ingezet om de financiële gevolgen van de rijksombuigingen voor de huidige cliënten (enigszins) te verzachten.

Vraag 11. Zijn er op dit moment mensen die een indicatie hebben voor Hulp bij het Huishouden, die nog doorloopt per 1 januari 2015? Zo ja, om hoeveel personen gaat het?

Antwoord 11. Ja, een kleine duizend cliënten hebben momenteel een indicatie voor Hulp bij het Huishouden (zowel 1 als 2) die – conform het voorstel aan uw raad – nog doorloopt tot 1 februari 2015. Het betreft hier cliënten die voor medio 2015 zijn geïndiceerd, meestal voor een periode van meerdere jaren. Cliënten die zijn geïndiceerd vanaf het moment dat de mogelijke consequenties van de rijksbezuinigingen in beeld kwam (vanaf medio 2014) hebben allen een indicatie gekregen die per 1 januari 2015 afloopt.

Vraag 12. Hoe heeft het college “de meest kwetsbare doelgroep” (in uw brief: “De mensen die dit het meest nodig hebben”) gedefinieerd en om hoeveel mensen gaat het concreet?

Antwoord 12. Voor het antwoord op deze vragen verwijzen wij volledigheidshalve naar onze antwoorden op uw vragen 4 t/m 6.

Vraag 13. Heeft het college gekeken naar andere alternatieven bij het opnieuw inrichten van de Hulp bij het Huishouden en zo ja, naar welke?

Vraag 14. Wat zijn de redenen om die alternatieven niet in aanmerking te laten komen voor implementatie?

Antwoord 13 en 14. Ja. Landelijk ontwikkelen gemeenten verschillende modellen om invulling te geven aan de landelijke bezuinigingen op HbH. De meest gehanteerde modellen hebben wij ook op hun toepasbaarheid in Oosterhout onderzocht. Dat heeft geleid tot de volgende beelden en de volgende afwegingen:

Alternatief 1. Resultaatfinanciering

Bij resultaatfinanciering bepaalt de gemeente nog wel de toegang tot de voorziening, maar wordt hieraan geen indicatie in uren meer gekoppeld. De cliënt ontvangt een beschikking van de gemeente, waarin het resultaat van de toegekende ondersteuning staat omschreven: bijvoorbeeld “schoon huis” of “het aanbrengen van structuur in het huishouden”. De door de cliënt gekozen zorgaanbieder stelt samen met de cliënt een ondersteuningsovereenkomst op, waarin de te verrichten activiteit en omvang van de hulp worden vastgelegd. De gemeente betaalt de zorgaanbieder een vast bedrag per vier weken voor het te behalen resultaat. Zorgleveranciers worden hierdoor aangespoord efficiënt te werken en in minder uren de ondersteuning te bieden die de cliënt belangrijk vindt. Efficiencyverbetering ontstaat door kortere doorlooptijden, een betere planning en gerichtere ondersteuning.

Op ons verzoek heeft een zorgaanbieder met veel ervaring met resultaatfinanciering een doorberekening gemaakt van de kosten van toepassing van dit systeem voor de gemeente Oosterhout. Uitgaande van een tarief van € 176 per zorgperiode (vier weken) voor het resultaat “schoon huis” en van € 250 voor het resultaat “structuur in het huishouden” komen de totale kosten voor de huidige doelgroep HbH1 en HbH2 gezamenlijk op € 3.870.000. Uitgaande van € 850.000 aan inkomsten uit eigen bijdragen, bedragen de kosten voor de gemeente vervolgens nog € 3.020.000. Het aan ons door het rijk toegekende budget voor 2016 – zijnde € 2.187.000 – wordt in dit geval met€ 833.000 overschreden. Ons uitgangspunt bij de hervorming van HbH is dat de kosten moetenworden opgevangen binnen het door het rijk aan ons verstrekte, sterk verlaagde budget. Dit alternatief voldoet niet aan dit uitgangspunt en wordt om die reden niet voorgesteld.

Alternatief 2. Alfacheque

Wij hebben per 1 april 2013 de alfacheque ingevoerd. Dit betekent dat een cliënt vouchers ontvangt, die ingewisseld kunnen worden voor HbH door een alfahulp. Een alfahulp valt onder de regeling “dienstverlening aan huis” en moet aan de voorwaarden van die regeling voldoen. De cliënt is werkgever, maar hoeft geen loonbelasting en premies werknemersverzekering af te dragen. Hierdoor zijn alfahulpen niet verzekerd zoals reguliere werknemers en niet verzekerd voor arbeidsongeschiktheid. Doordat het tarief van een alfahulp lager is dan het tarief van een medewerker in loondienst, resulteert de alfacheque in goedkopere zorg. De cliënt heeft als werkgever zelf de regie voor de zorg en wordt door Alfacheque Breda ondersteund in de administratieve verplichtingen van het werkgeverschap. Momenteel hebben HbH-cliënten nog de keuze tussen zorg in natura, een persoonsgebonden budget (pgb) of de alfacheque. Tegen de achtergrond van de rijksbezuinigingen op HbH zouden wij, theoretisch gezien, kunnen overwegen volledig over te gaan op de alfacheque. De Wmo 2015 maakt, in het geval van HbH als maatwerkvoorziening, een vouchersysteem als de alfacheque echter onmogelijk. De wet geeft immers aan dat bij een maatwerkvoorziening wordt uitgegaan van een voorziening in natura of een pgb. Wanneer een pgb wordt toegepast, verloopt dit door middel van een trekkingsrecht via de Sociale Verzekeringsbank (SVB). Dit betekent dat de SVB de administratie en betalingen regelt. Het concept van de Alfacheque kan niet in deze constructie worden gepast en vervalt daarmee als mogelijk alternatief.

Alternatief 3. Verhogen eigen bijdrage

Een andere mogelijkheid is het verhogen van de eigen bijdrage die HbH-cliënten momenteel betalen. Hierdoor worden extra inkomsten gegenereerd, waardoor de rijksbezuiniging (deels) zou kunnen worden opgevangen. Wij hanteren echter al de maximale eigen bijdrage, waardoor deze optie niet van toepassing is.

Alternatief 4. Versobering takenpakket: was- en strijkservice door werkvoorzieningsschap

Door het takenpakket van HbH te versoberen, kan het aantal zorguren enigszins worden verlaagd. Zo zijn er gemeenten die wassen en strijken uit het takenpakket hebben gehaald en die taken al dan niet door het werkvoorzieningsschap laten uitvoeren. Het aantal uren dat voor deze taken bestemd is, is echter minimaal. Bovendien zijn aan het onderbrengen van deze taken bij het werkvoorzieningsschap ook kosten verbonden. Wij hebben deze optie daarom niet nader doorberekend.

Vraag 15. Welke criteria gaan gehanteerd worden bij het inkopen van HbH2?

Antwoord 15. Zoals wij eerder al hebben aangegeven in antwoord op uw vragen 4 t/m 6, is er geen sprake meer van inkoop van HbH2. De regievoering op een schoon huis (het begeleidingsdeel uit HbH2) wordt als resultaat meegenomen in het lopende bestuurlijke aanbestedingsproces voor de nieuwe taken (begeleiding) die vanuit de Awbz overkomen. Meer informatie over dit proces – waaronder de concept-basisovereenkomst en het programma van eisen – is te vinden op de gemeentelijke website.

Vraag 16. Hoe zijn die naar uw mening een afspiegeling van de uitgangspunten op pagina 11 en 12 van het coalitieakkoord?

Antwoord 16. Omdat er geen sprake is van hernieuwde aanbesteding van HbH, zijn deze uitgangspunten daarop niet van toepassing. Ze gelden wel voor het lopende aanbestedingsproces voor nieuwe taken (begeleiding) die vanuit de Awbz overkomen. Het begeleidingsdeel uit HbH2 wordt hierin als resultaat meegenomen. Kenmerkend voor het bestuurlijk aanbestedingsproces is dat iedere partij kan aanhaken en kan meepraten over de eisen. Hiermee wordt voor een belangrijk deel voldaan aan de uitgangspunten uit het coalitieakkoord. Met de overgang van “uurtje- factuurtje” naar afspraken over resultaten en de hierop gebaseerde tarieven, wordt ruimte gegeven aan innovatieve ideeën en wordt efficiëntie gestimuleerd. Aan de criteria “regelarm” en “minder bureaucratisch” geven wij invulling door in overleg met aanbieders de afspraken te formuleren. Aanvullend worden ook de uitgangspunten uit de regionale ontwikkelrichting die uw raad in september 2013 heeft vastgesteld, meegenomen in het aanbestedingsproces. Voor wat betreft hulp bij het huishouden verwachten wij dat de nieuwe situatie ook leidt tot nieuwe aanbieders. Wij zien met name kansen voor (samenwerkingsverbanden van) zzp’ers, die nauwelijks overheadkosten kennen en om die reden scherp(er) kunnen offreren. Daar waar mogelijk, zullen wij dergelijke initiatieven van harte ondersteunen.

Vraag 17. Hoe gaat het college toetsen op omvang van de overhead en de hoogte van salarissen van directeuren en bestuurders (Balkenende-norm) bij zorginstellingen, zoals expliciet is genoemd in het coalitieakkoord.

Antwoord 17. Zoals wij eerder al hebben aangegeven op schriftelijke vragen vanuit uw raad heeft de Tweede Kamer een wijzigingsvoorstel aangenomen dat gemeenten verbiedt expliciet op deze kosten te sturen. Impliciet gebeurt dit wel. Door het resultaat centraal te stellen en daaraan tarieven te verbinden, die tevens lager zijn dan de huidige tarieven, worden aanbieders aangespoord ook kritisch te zijn op hun overheadkosten.