Op 15 september jl. hebt u schriftelijke vragen ex art. 41 van het Reglement van Orde van de Oosterhoutse gemeenteraad gesteld over de werkwijze van de sociale wijkteams. Wij beantwoorden uw vragen als volgt.

Vraag 1. Hoeveel procent van de Oosterhoutse bevolking wordt naar verwacht bereikt door het instellen van de sociale wijkteams?

Antwoord 1. Op deze vraag kunnen wij op dit moment geen concreet antwoord geven, niet in de laatste plaats omdat het hier gaat om een geheel nieuwe wijze van ondersteuning. Wij zullen de ontwikkelingen van de sociale wijkteams scherp monitoren, zodat wij kunnen interveniëren als de situatie hierom vraagt.

Uitgangspunt van ons beleid is dat mensen met een zorgvraag ondersteuning krijgen in  het vinden van een passende oplossing. Instanties als huisartsen, consultatiebureaus en wijkverpleegkundigen blijven daarin een belangrijke rol houden. Aanvullend hierop hebben wij sociale wijkteams in het leven geroepen; zij dragen zorg voor vraagverheldering en toeleiding naar

professionele/specialistische voorzieningen. Dat betekent dat de wijkteams gericht zijn op alle Oosterhouters die een zorgvraag hebben en daarvoor op eigen kracht (met hun netwerk) en met behulp van algemene voorzieningen geen passende oplossing kunnen vinden.

Vraag 2. Hoe wordt invulling gegeven aan burgerparticipatie bij de instelling en ontwikkeling van de teams?

Antwoord 2. Deze wordt in eerste instantie vormgegeven via de adviesrol van het Wmo-platform. Daarnaast is ook de cliëntenraad sociale zekerheid betrokken. Het Wmo-platform wordt door de stichting die de wijkteams gaat aansturen, geïnformeerd en betrokken. Daarnaast organiseert deze stichting netwerkbijeenkomsten waarop professionals en niet-professionals elkaar kunnen ontmoeten. Deze bijeenkomsten hebben tot doel de netwerkorganisatie te verstevigen. Ook bij het verder ontwikkelen van de zorgstructuur in onze gemeente zullen burgers en cliënten worden betrokken.

Vraag 3. Is een evaluatie gemaakt van de vorige sociale wijkteams? Zo ja, is deze evaluatie beschikbaar? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 3. De sociale wijkteams zijn na de start op basis van ervaringen in de praktijk bijgesteld en doorontwikkeld. Er is geen formele evaluatie op papier beschikbaar. In 2013 zijn de sociale wijkteams aangemeld als experiment in het project “Regelarme invoering transitie Awbz-Wmo” van de Regio West-Brabant en het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Een kwalitatieve monitor van alle experimenten in West-Brabant maakt onderdeel uit van het programma. Op korte termijn verwachten wij de resultaten van de derde monitor.

Ook hebben wij recent de resultaten ontvangen van onderzoek dat MEE Plusgroep heeft uitgevoerd naar de rol van de sociale wijkteams bij vraagverheldering en toeleiding tot voorzieningen. Deze resultaten zullen wij meenemen bij de verdere vormgeving van de sociale wijkteams vanaf 1 januari 2015.

Vraag 4. Is er, zoals verteld op 28 juni, sprake van een stichtingsstructuur?

Antwoord 4. Ja, er is sprake van een stichtingsstructuur.

Vraag 5. Hoe is het bestuur samengesteld?

Antwoord 5. Het bestuur is samengesteld uit een vertegenwoordiging van GGD West-Brabant, MEE Plusgroep en Surplus Welzijn.

Vraag 6. Welke resultaten/afspraken zijn er gemaakt met het bestuur?

Antwoord 6. Hierover worden momenteel in samenspraak met het stichtingsbestuur afspraken gemaakt. Dit geldt ook voor de wijze van monitoring en verantwoording.

Vraag 7. Hoe gaat het bestuur van deze stichting verantwoording afleggen?

Antwoord 7. Het bestuur gaat in ieder geval verantwoording afleggen via monitoring- en verantwoordingsrapportages. Daarnaast zullen er frequent gesprekken plaatsvinden, op bestuurlijk en ambtelijk niveau, over de ervaringen in de praktijk. Indien nodig, kan zo tijdig bijsturing plaatsvinden.

Vraag 8. Hoe kan het dat er sociale wijkteams opgericht worden met belanghebbende partijen erin? Horen zij niet onafhankelijk te zijn?

Antwoord 8. De partijen die zitting hebben in het stichtingsbestuur, bieden in Oosterhout collectieve voorzieningen aan. Ze leveren geen (specialistische) individuele of maatwerkvoorzieningen op het gebied van Wmo en jeugdzorg. Zij kunnen voor deze individuele of maatwerkvoorzieningen dus niet naar zichzelf doorverwijzen. De onafhankelijkheid is zo geborgd. Daarnaast zullen wij als gemeente zicht hebben en houden op het “doorverwijsgedrag” van de sociale wijkteams. Mocht hiertoe aanleiding bestaan, dan zullen wij sociale wijkteams hierop aanspreken.

Vraag 9. Als er belanghebbende partijen zijn bij de sociale wijkteams, kan het nooit zo zijn dat door de cliënt bepaald wordt waar ze geholpen worden. Hoe staat dit in verhouding tot de keuzevrijheid van de cliënt?

Antwoord 9. Zoals in het antwoord op vraag 8. al aangegeven, verlenen de partijen die betrokken zijn bij de stichting, zelf geen individuele of maatwerkzorg op het gebied van Wmo en jeugdzorg. Als het wijkteam een besluit neemt over de inzet van zo’n voorziening, kan een keuze worden gemaakt uit de zorgaanbieders waarmee de gemeente een contractrelatie heeft.

Vraag 10. Hoe kunnen deze partijen garanderen dat mensen zo lang mogelijk door het eigen netwerk ondersteund worden als zij een direct belang hebben als dit niet meer gebeurt?

Antwoord 10. Zie ons antwoord op vragen 8. en 9. Er is geen sprake van een direct belang.

Vraag 11. Stimuleren we op deze manier niet dat grote logge organisaties blijven bestaan in plaats van dat mensen geholpen worden door kleinere efficiënte organisaties?

Antwoord 11. Neen. Wij geven organisaties de kansen zichzelf door te ontwikkelen naar passende organisaties die van meerwaarde zijn in het kader van de transities.

Vraag 12. In hoeverre worden de partijen die de sociale wijkteams vormen, nog gecontroleerd op overhead en efficiëntie?

Antwoord 12. Gemeente en stichting hebben een contractrelatie. Vanuit de rol van regisseur en opdrachtgever stelt, controleert en bewaakt de gemeente de kaders waarbinnen de stichting haar werk doet.

Vraag 13. Zijn we straks niet teveel afhankelijk van deze partijen, zodat we ze wel financieel moeten blijven ondersteunen?

Antwoord 13. Wij hebben er bewust voor gekozen met de stichting een overeenkomst aan te gaan voor in eerste instantie drie jaar. Dit biedt de stichting de zekerheid om nu investeringen te kunnen doen, maar het geeft tegelijkertijd ons de flexibiliteit om, op basis van de ervaringen in de komende periode, waar nodig bij te stellen.

Vraag 14. Waarom is er geen partij jeugdzorg in dit team opgenomen?

Antwoord 14. Alle drie partijen werken in het voorliggende veld met jeugdigen. Gezien de waarborg van onafhankelijkheid zijn in de stichting geen partijen betrokken die aanbieder zijn van individueleof maatwerkzorg op het gebied van Wmo en jeugdzorg.

Vraag 15. Hoe sluiten de sociale wijkteams aan bij bestaande structuren zoals H.A.,, wijkagent etc.?

Antwoord 15. Een onderdeel van de opdracht aan de stichting is het faciliteren van de netwerkorganisatie. Op dit moment organiseert de stichting hier vooral bijeenkomsten voor partijen uit het veld, zoals bijvoorbeeld huisartsen. Deze bijeenkomsten hebben geresulteerd in een aantal divers samengestelde werkgroepen die samenwerkingsthema’s verder gaan uitwerken.

Vraag 16. In hoeverre gaan de sociale wijkteams bestaande structuren in de weg lopen? Bijvoorbeeld als het gaat om doorverwijzing van dyslexie op scholen.

Antwoord 16. De stichting ondersteunt de netwerkorganisatie en heeft niet de opdracht bestaande structuren over te nemen of te wijzigen. Wèl wordt gekeken hoe de praktijk van de sociale wijkteams kan aansluiten bij bestaande procedures en hoe deze verstevigd kunnen worden. Voor de verwijsprocedures gelden allereerst de wettelijke verplichtingen en bestuurlijke afspraken. In afstemming met betrokken organisaties – in het geval van dyslexie het onderwijs – wordt de verwijsprocedure verder uitgewerkt.

Vraag 17. Kunt u aangeven waarop u gebaseerd heeft dat gemiddeld 80% van de hulpvraag wordt afgevangen door het sociaal wijkteam?

Antwoord 17. Deze aanname is gebaseerd op een combinatie van uitkomsten van en aanbevelingen uit verschillende onderzoeken (onder andere door het Sociaal Cultureel Planbureau) over het huidige zorggebruik. Het is nadrukkelijk een aanname, de praktijk zal moeten uitwijzen hoe een en ander in de werkelijkheid van alledag uitpakt.

Kort samengevat is deze aanname als volgt tot stand gekomen. Grofweg kan worden gesteld dat circa 20% van onze inwoners enige mate van zorgondersteuning nodig heeft, van wie ongeveer 5% zwaardere vormen van hulpverlening. Een deel van deze laatste groep kan door generalistische zorg en de werkwijze met “één gezin, één plan, één regisseur” goed ondersteund worden en een deel zal specialistische zorg nodig hebben.

Ten slotte willen wij u nog het volgende in overweging geven. Wij constateren op basis van uw vragen dat er nog veel onduidelijkheid bestaat over de exacte werkwijze van de sociale wijkteams. Wij hebben met onze antwoord die onduidelijkheid zoveel mogelijk willen wegnemen. Maar tegelijkertijd is er ook het besef dat niet alle vragen rondom het toekomstig functioneren van de sociale wijkteams nu al kunnen worden weggenomen. Veel van wat wij in theorie veronderstellen, zal zich namelijk in de praktijk moeten bewijzen. De instelling van de sociale wijkteams is voor ons ook geen project, maar een proces. Een proces waarin ongetwijfeld ook af en toe zaken niet lopen zoals wij ze van tevoren gepland of bedacht hadden. In die gevallen moeten en zullen wij “werkende weg” bijsturen en aanpassen. Juist de ruimte tot bijsturing die deze aanpak biedt, sterkt ons vertrouwen in een zo adequaat mogelijke uitvoering.