Op dinsdagavond 4 juni werd er om 21.15 uur een brand gemeld bij het bedrijf ELD aan de Zeilmakerijweg in Oosterhout. Omdat de de officiële communicatie van de overheid via de gemeente Oosterhout, de Politie Breda en de Regionale Brandweer Midden- en West-Brabant laat op gang kwam, werd pas laat op de avond duidelijk wat er precies bij ELD aan de hand was. Naar aanleiding hiervan heeft GroenLinks op 5 juni een aantal schriftelijke vragen gesteld aan het College van B&W van Oosterhout:
1) Kan het College aangeven waarom het zo lang geduurd heeft voordat de communicatie over deze brand via de officiële kanalen op gang kwam en hierbij ingaan op de vier hierboven genoemde zaken?
2) Is er in deze zaak gehandeld volgens het aanwezige communicatieplan voor dit soort incidenten?
3) Is een onderdeel van dit communicatieplan de manier waarop de gemeente respectievelijk politie en brandweer informatie over dit soort incidenten verspreiden via internet en sociale media?
4) Kan het College aangeven op welke manier er voor gezorgd gaat worden dat in de toekomst de bevolking sneller geïnformeerd gaat worden bij een dergelijke calamiteit waarbij tevens onjuiste berichten ontzenuwd worden?
Het College heeft bij de beantwoording van deze schriftelijke vragen inmiddels aangegeven dat het teveel ontbroken heeft aan centrale regie bij de crisiscommunicatie en dat er in het najaar met een plan gekomen gaat worden om dit in de toekomst te verbeteren. Uit schriftelijke vragen van het Tweede Kamerlid van Tongeren (GroenLinks) aan minister Opstelten blijkt ook nog eens dat er bij deze brand voor gekozen had moeten worden om het luchtalarm te gebruiken. Iets wat niet gebeurd is op dinsdagavond 4 juni.
----------------------------------------------------------
VOLLEDIGE ANTWOORD OP DE VRAGEN:
Op 5 juni jl. hebt u schriftelijke vragen ex art. 41 van het Reglement van Orde van de Oosterhoutse gemeenteraad gesteld over de brand bij ELD. Voordat wij ingaan op uw vragen, willen wij eerst in algemene zin u enige achtergrondinformatie verschaffen over de Veiligheidsregio en het systeem dat wordt gehanteerd om een niveau van
crisis(bestrijding) vast te stellen.
De Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant
De Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant is een gemeenschappelijke regeling die de belangen behartigt van de deelnemende gemeenten op onder andere het terrein van rampenbestrijding en crisisbeheersing. Het algemeen bestuur van de Veiligheidsregio bestaat uit de burgemeester van de deelnemende gemeenten en staat onder leiding van de korpsbeheerder, in ons geval de burgemeester van Tilburg. Afhankelijk van de schaal van het incidentniveau heeft de Veiligheidsregio een operationele en/of bestuurlijke verantwoordelijkheid binnen de bestrijding van rampen en incidenten.
Incidenten ingedeeld naar niveau
Voor het beoordelen en bestrijden van incidenten wordt uitgegaan van de GRIP-niveaus. GRIP is een afkorting van Gecoördineerde Regionale Incidentbestrijdingsprocedure. Deze niveaus zijn:
» GRIP-0, reguliere situatie;
» GRIP-1, bronbestrijding, incident van beperkte afmetingen, afstemming tussen disciplines nodig, operationele aansturing vanaf de plaats incident;
» GRIP-2, bron- en effectbestrijding, incident met duidelijke uitstraling naar de omgeving, operationele aansturing via het Regionaal Operationeel Team van de Veiligheidsregio;
» GRIP-3, bedreiging van het welzijn van (grote groepen van) de bevolking binnen één
gemeente, operationele aansturing via het ROT, beleidsmatige aansturing via het
gemeentelijk beleidsteam onder voorzitterschap burgemeester;
« GRIP-4, gemeentegrensoverschrijdend en/of dreiging van uitbreiding en/of mogelijk
schaarste aan primaire levensbehoeften, operationele aansturing door ROT, beleidsmatige aansturing regionaal beleidsteam onder voorzitterschap coördinerend regioburgemeester.
Als gevolg van deze indeling berust de verantwoordelijkheid voor de crisiscommunicatie in een GRIP-2-situatie bij het Regionaal Operationeel Team (ROT) van de Veiligheidsregio. Om die reden hebben wij ervoor gekozen in de beantwoording van uw vragen aan te haken bij de evaluatie van het incident door de Veiligheidsregio. Deze evaluatie is op 27 juni door het Algemeen Bestuur van de Veiligheidsregio vastgesteld.
Tegen deze achtergrond beantwoorden wij uw vragen als volgt.
Vraag 1. Kunt u aangeven waarom het zo lang geduurd heeft voordat de communicatie over deze brand via officiële kanalen op gang kwam en hierbij ingaan op de vier hierboven genoemde zaken?
Antwoord 1. Voor het antwoord op deze vraag verwijzen wij allereerst naar de evaluatie die de Veiligheidsregio heeft gehouden van het incident bij ELD: "Hoewel de procedures correct zijn gevolgd en de social media direct en actief en ingezet, moet worden vastgesteld dat het op 4 juni in relatie tot de crisiscommunicatie, gelet op de maatschappelijke dynamiek, te veel ontbroken heeft aan centrale regie en aan de gewenste inhoudelijke duidelijkheid over de feitelijke situatie. Ook aan de noodzakelijke damage control. Er was sprake van te veel interne overdrachtsdocumenten en te veel partijen. Helderheid en compactheid van de organisatie zijn een voorwaarde voor regie en snelheid. Het zogenaamde 'gouden uur' dat in veel operationele situaties van toepassing is, geldt ook in deze casus. De huidige structuur biedt geen adequaat antwoord op de behoefte en noodzaak aan en snelle en heldere crisiscommunicatie richting bestuur en bevolking voor wat betreft hun handelingsperspectief, noch duiding van het incident en betekenisgeving". Om die reden heeft de directeur van de Veiligheidsregio opdracht gekregen de organisatie van de crisiscommunicatie met spoed verder te professionaliseren. Speciale aandacht zal er daarbij bestaan voor het gebruik van social media.
Vraag 2. Is er in deze zaak gehandeld volgens het aanwezige communicatieplan voor dit soort incidenten?
Antwoord 2. Wij onderschrijven de conclusie van de evaluatie van de Veiligheidsregio:
"De organisatie van de crisiscommunicatie is weliswaar conform de vastgestelde regels inhoud en vorm gegeven, niettemin:
a. heeft het te veel ontbroken aan centrale regie en noodzakelijke, alerte damage control;
b. is de generieke voorlichting en informatie aan de bewoners in het effectgebied niet
toereikend geweest;
c. is het NL Alert bericht te laat verzonden (afgezien van de technische problemen, lokaal en nationaal)
d. op 4 juni 2013 was er sprake van een GRIP 2 en daarmee was het ROT feitelijk
verantwoordelijk voor de crisiscommunicatie. De samenwerking tussen ROT en betrokken gemeente (taakorganisatie communicatie) luistert nauw en die samenwerking had beter gekund en gemoeten".
Vraag 3. Is een onderdeel van dit communicatieplan de manier waarop de gemeente respectievelijk politie en brandweer informatie over dit soort incidenten verspreiden via interneten sociale media?
Antwoord 3. Ja.
Vraag 4. Kunt u aangeven op welke manier u er voor gaat zorgen dat in de toekomst de bevolking sneller geïnformeerd gaat worden bij een dergelijke calamiteit, waarbij tevens onjuiste berichten ontzenuwd worden?
Antwoord 4. De hierboven reeds aangehaalde evaluatie biedt vele aanknopingspunten om de informatie aan de inwoners van onze gemeente te verbeteren. Wij zullen daarbij vragen om maatregelen die ertoe leiden dat aanzienlijk sneller dan bij dit incident het geval was, burgers kunnen worden geïnformeerd. De Veiligheidsregio komt in oktober 2013 met een plan van aanpak over noodzakelijke verbeterpunten.