GroenLinks Oosterhout ziet de verkoop van aandelen Intergas aan een private onderneming niet zonder meer als een onvermijdelijke stap naar een geliberaliseerde energiemarkt. Er moeten steekhoudende argumenten worden aangevoerd [1].

Het voorliggende bod van RWE Gas voldoet niet aan de Gaswet. Daarenboven is recentelijk de kans dat het (op termijn) wel voldoet gereduceerd tot praktisch nul [2]. Al bij aanvang van het traject tot verkoop hadden betrokken partijen daarvan op de hoogte geweest kunnen zijn [3]. De geschoonde netto-opbrengst voor Oosterhout uit verkoop van de aandelen Intergas zal aanmerkelijk lager uitvallen dan nu wordt verondersteld, namelijk: NLG 53,8 miljoen [4]. Het vervallen van de jaarlijkse dividendinkomsten bij verkoop van aandelen, zal naar alle waarschijnlijkheid niet volledig kunnen worden gecompenseerd door jaarlijkse renteopbrengsten van belegging van de volledige opbrengst, laat staan de belegging van het thans in brede kring genoemde bedrag van NLG 40 miljoen [5]. Instemming van de Raad met het voorliggende bod is niet zonder risico. Immers, de Raad legitimeert mogelijk een kostbaar adviestraject dat tot het huidige onwettige bod heeft geleid, en verkleint daarmee de kans op succesvolle reclame. Daarenboven leidt goedkeuring tot verder uitstel van noodzakelijke strategische beslissingen waarmee Intergas zich wel adequaat kan voorbereiden op een geliberaliseerde gasmarkt. De kans dat het huidige bod geëffectueerd kan worden is vrijwel nihil. GroenLinks Oosterhout is het niet eens met de vigerende gedachte dat in dat geval de onderhandelingen met RWE Gas heropend moeten (of kunnen) worden. Wij achten dat onzorgvuldig ten opzichte van de andere 34 bieders [6] en bovendien achten wij het onwaarschijnlijk dat RWE Gas daartoe bereid zal zijn [7]. GroenLinks Oosterhout roept de Raadsfracties op niet in te stemmen met het voorliggende bod, en het College te verzoeken om er, middels de Raad van commissarissen, bij de Directie van Intergas op aan te dringen zo spoedig mogelijk inzicht te geven in alternatieve strategische scenario's. Naar onze mening zijn er in sociaal- en financieel-economisch opzicht betere alternatieve scenario's te formuleren. Private strategische partners zullen zich, sterker dan nu het geval is, moeten committeren aan maatschappelijke verantwoordelijkheden met betrekking tot het personeel en het milieu [8].

[1]: GroenLinks heeft serieuze twijfels over het nut en de noodzaak van privatisering van de energiemarkt. Belangen van milieu en kleinverbruikers staan op gespannen voet met private ondernemingsbelangen. Echter, gesteld voor het voldongen feit van Europese regelgeving ter zake van de liberalisering van energiemarkten (Europese Richtlijn 98/30/EG d.d. 22.06.98), kán de (gedeeltelijke) verkoop van overheidsbelangen in nutsbedrijven onontkoombaar zijn. Nutsbedrijven zullen hun continuïteit in een geliberaliseerde markt moeten veilig stellen. Mogelijk moet er strategisch geïnvesteerd worden. Overheden-aandeelhouders kunnen nimmer worden aangesproken om het daarvoor benodigde extra risicodragend kapitaal te verstrekken. In dat geval is er een valide argument voor participatie in het aandelenkapitaal van een private strategische partner, of in het uiterste geval volledige privatisering. Tot op heden heeft Intergas niet aannemelijk gemaakt dat het voor de continuïteit van de onderneming in een geliberaliseerde markt absoluut noodzakelijk is om nieuw risicodragend vermogen aan te trekken.

[2]: De artikelen onder paragraaf 1.2 van de Gaswet (aangenomen door de Eerste Kamer op 20 juni 2000, bij Koninklijk Besluit van 20 juli 2000 per 1 oktober 2000 in werking getreden) voorzien in een strikte scheiding van leveringsbedrijf (Intergas n.v.) en netwerkbedrijf (Intergas Netwerk b.v.). Met betrekking tot het netwerkbedrijf schrijft zij een strikte scheiding van neteigenaar (aandeelhouder, thans Intergas n.v.) en netbeheerder (bestuur en meerderheid van de leden van de Raad van commissarissen) voor. Artikel 3 lid 2 sub b bepaalt bijvoorbeeld dat de netbeheerder direct noch indirect een binding mag hebben met een rechtspersoon (i.c. RWE Gas) die de productie, aankoop of levering van gas verricht. Het bod voldoet niet aan die bepaling. En ook artikel 7 van de Gaswet stelt uitdrukkelijk dat RWE Gas zich moet onthouden van iedere bemoeienis met de uitvoering van taken die de netbeheerder wettelijk zijn toebedeeld. Daarenboven vragen wij ons af of de voorgestelde onafhankelijke meerderheid van de leden van de Raad van commissarissen van Intergas Netwerk b.v. wel onafhankelijk kan zijn. Kan een vertegenwoordiger van gemeentelijke overheden wel onafhankelijk zijn jegens een onderneming die binnen die gemeenten voor economische activiteiten en werkgelegenheid zorgt, en tevens de gastarieven voor haar burgers vaststelt? Kan een Voorzitter van de Kamer van Koophandel dat zijn? De Minister van Economische Zaken zal zich onthouden van instemming met de nu voorgelegde constructie, en maakte dat impliciet kenbaar per Kamerbrief van 19.02.01 waarin zij zegt wél in te kunnen stemmen met netwerkbedrijven als structuurvennootschap, hetgeen bij Intergas Netwerk b.v. niet het geval is.

[3]: Het traject dat uiteindelijk leidde tot de principe-overeenkomst tussen RWE Gas en Intergas, is in augustus 2000 gestart. De huidige Gaswet is medio 2000 tot stand gekomen en bij Koninklijk Besluit van 20 juli 2000 is de inwerkingtreding van de wet bekend gemaakt. De Gaswet-artikelen waarnaar onder [2] verwezen wordt bijvoorbeeld traden reeds per 1 oktober 2000 in werking. Al in de Memorie van Antwoord bij het wetsvoorstel Gaswet d.d. 19 mei 2000 stelt de Minister dat aan beheerders van gasnetten primair dezelfde eisen zullen worden gesteld als aan de beheerders van electriciteitsnetten, zoals neergelegd in de Electriciteitswet 1998. Bovendien verwijst zij per Kamerbrief van 26 juni 2000, voor de nadere invulling van de onafhankelijkheidseisen met betrekking tot het netbeheer, de relatie tussen netbeheerder en neteigenaar in het bijzonder, naar 'Beleidsregels aanwijzing netbeheerders electriciteitsnetten' (Staatscourant 1999, nr. 161).

[4]: In het raadsvoorstel van het College B&W van 7 februari j.l. wordt een netto-opbrengst uit verkoop van haar aandelenbelang in Intergas van NLG 68,9 miljoen opgevoerd. GroenLinks Oosterhout berekent een aanmerkelijk lagere opbrengst, als volgt (bedragen in NLG 1 miljoen):

Bod op 100% van de aandelen: 502

Af: Aandeel Gasunie 9,95%: 50

Bruto-opbrengst gemeenten: 452

Af: Fees en onkosten adviseurs: 5,9

Af: Afkoop inconveniënten: 32,5 [A]

Af: Verwachtingswaarde claims escrowbedragen sub 1 en 2: 39,5 [B]

Af: Escrowbedrag beperking herwaardering: 22,5 [C]

Netto-opbrengst gemeenten: 351,6

Netto-opbrengst gemeente Oosterhout 15,31%:53,8

[A]: Het bedrag inconveniënten ad 32,5 is ten onrechte bij de netto-verkoopopbrengst geteld. Het is de contante waarde van toekomstige vergoedingen die Intergas de gemeenten (en indirect de getroffen burgers) zou vergoeden voor kosten en overlast die in verband staan met het openbreken van straten e.d. bij onderhoud van het netwerk. RWE Gas koopt die toekomstige kosten in een keer af. De gemeenten zullen in de toekomst zelf de kosten moeten dragen. In de gemeentelijke begrotingen zal dus het verlies aan inkomsten, de bij overeenkomst geschatte contante waarde daarvan ad 32,5, volledig moeten worden gecompenseerd. Voorts kan men stellen dat de inconveniënten-vergoeding op geen enkele wijze een relatie heeft met de waardebepaling van de aandelen en dat aldus de totale opbrengst uit de verkoop van aandelen daarvan geschoond moeten worden.

[B]: De escrowbedragen sub 1 en 2 zijn kennelijk met reden op een geblokkeerde rekening geparkeerd. Ten grondslag een deze bedragen liggen diverse garanties, onder meer met betrekking tot de Cross-Border Lease en het boekenonderzoek. Kennelijk bestond er voldoende onzekerheid omtrent deze bedragen dat zij niet direct in de overnameprijs zijn verdisconteerd. Voor elke garantie is het onzeker "naar welke kant het dubbeltje valt". Het is ook voor ons onmogelijk de uiteindelijke waarde nauwkeurig te schatten. We nemen een 50%-verwachtingswaarde, d.w.z. 50% wordt nog geclaimd, 50% vervalt aan de gemeenten.

[C]: Bij wet moeten alle activa en passiva per 01.01.98 geherwaardeerd worden. Met betrekking tot de waardering van het materieel vast actief (zijnde in overwegende mate het netwerk) hebben gasbedrijven er belang bij de waardering zo hoog mogelijk op te schroeven, terwijl de fiscus er belang bij heeft om zo laag mogelijk de waarderen. Namens Intergas onderhandelt EnergieNed met de fiscus. EnergieNed verdedigd daarbij de gecorrigeerde vervangingswaarde (volgens de Troostwijk-methode) als waarderingsgrondslag. De fiscus legt daar een andere waarderingsgrondslag naast, namelijk de constante waarde van toekomstige inkomsten (uit het actief), en stelt daarbij bovendien dat de laagste uitkomst van de twee de uiteindelijke waarde in het economische verkeer zal zijn. Puur technisch gezien ligt de grondslag van de fiscus het dichtst bij de formulering van de wetgever (waarde in het economische verkeer; vergelijk het met de waardebepaling van aandelen die een contante waarde van toekomstige winststromen vertegenwoordigen).

De contante waarde van toekomstige inkomsten blijft vooralsnog hoogst onzeker. Het is uiteindelijk de Dienst uitvoering Toezicht energiemarkt (DTe) die voor het netbeheer de (redelijke) vergoedingen zal vaststellen.

Ondanks alle onzekerheid stellen wij het volgende vast:

1. De waarde die Intergas als "openingsbod" opgeeft, NLG 626 miljoen, ligt dicht bij de grens van NLG 610 miljoen (waaronder de opbrengst van NLG 22,5 miljoen vervalt). We stellen vast dat dat een kleine marge is.

2. De waarde in het economische verkeer kan nooit een hoogste bod overtreffen. Het gaat hier uitdrukkelijk niet om de boekwaarde, vervangingswaarde, of iets dergelijks. RWE Gas biedt NLG 502 miljoen voor het gehele bedrijf. De waarde van het materieel vast actief in het economische verkeer kan derhalve nooit dit bod overtreffen.

3. Per aansluiting waardeert Intergas de economische waarde van zijn netwerk op ca. NLG 4.570,=. Uit betrouwbare bron hebben wij vernomen dat het "openingsbod" van een vergelijkbaar netwerk ca. NLG 3.500,= per aansluiting bedraagt. Dat aanzienlijk verschil kan naar onze mening niet (volledig) verklaard worden uit verschillen in afschrijvingstermijnen of economische levensduur.

Onze concludie luidt: het openingsbod van NLG 621 miljoen is vooralsnog "een slag in de lucht"; alles overwegende lijkt het ons onwaarschijnlijk, of zelfs ondenkbaar, dat het uiteindelijke onderhandelingsresultaat ter zake van de waardering hoger zal uitvallen dan de contractueel overeengekomen grens van NLG 610 miljoen. We stellen vast dat de waarschijnlijke netto-opbrengst uit verkoop van het Oosterhoutse aandelenbelang in Intergas aanmerkelijk lager is dan de opbrengst die de meeste raadsfracties op voorhand als minimum zouden accepteren: NLG 60 miljoen.

[5]: In brede gemeentelijke kring bestaat consensus over de besteding van een deel van de verkoop-opbrengst: vastzetten op een spaarrekening ter compensatie van het verlies aan dividend-inkomsten. Binnen de gemeente Oosterhout vindt het voornemen steun om NLG 40 miljoen vastrentend te beleggen tegen nominaal 5% rente jaarlijks, ter compensatie van de derving van de jaarlijkse dividenden ad NLG 2 miljoen. Naar de mening van GroenLinks Oosterhout het bedrag dat het verlies aan dividenden adequaat moet compenseren aanmerkelijk groter is dan NLG 40 miljoen. De toekomstige dividendstroom mag worden aangemerkt als redelijk waardevast. Bij wet is al vastgesteld dat de gasprijzen met de inflatie mogen meestijgen. De belastingdruk uit hoofde van de verhoging van het tarief vennootschapsbelasting van 0% naar 35% zal, zeker gezien de enorme herwaarderingsreserve (waarop fors kan worden afgeschreven) mild zijn. Daartegenover staan extra inkomsten uit hoofde van het netbeheer, de doorvoer van gas via het netwerk in het bijzonder.

De vaste rente van 5% is echter niet waardevast. Rente en hoofdsom worden uitgehold door inflatie. Voor de berekening van de vastrentende hoofdsom benodigd voor de volledige compensatie van bij benadering waardevaste dividenden, moet men dus calculeren op basis van de reële rente, thans minder dan 1%! Het concreet benodigde bedrag voor adequate compensatie zal in ieder geval de verkoop-opbrengst overtreffen.

[6]: De kwaliteiten van de 35 biedingen uit de eerste veilingronde, of de 6 uit de tweede zijn geheim. We vragen ons af of men in alle biedingen dezelfde uitgangspunten als RWE Gas heeft gehanteerd. We doelen daarmee op het feit dat RWE Gas bood op een constructie die niet voldeed aan de Gaswet, dan wel aan de contouren van wijzigingen in de Gaswet die toentertijd al duidelijk waren. Het is evident dat een bod op een leveringsbedrijf in combinatie met een netwerkbedrijf aanmerkelijk hoger zal zijn dan de som van biedingen op de twee (onafhankelijke) bedrijven afzonderlijk. Zullen andere bieders reclameren indien de voorliggende principe-overeenkomst met RWE Gas de basis voor heronderhandelingen wordt?

[7]: De energiedistributeurs lopen al jaren te hoop tegen de huidige wetgeving die strikte scheidingen tussen leveringsbedrijf en netwerkbedrijf en tussen neteigenaar en netbeheerder voorschrijft. Mogelijkheden om hun aandelen te vervreemden (buiten de aandeelhouderskring per 01.07.96) zijn geblokkeerd. De mogelijkheden voor een beursgang of andere wegen naar extra risicodragend vermogen ter financiering van expansie (in het buitenland) zijn beperkt. We stellen vast dat zij er tot op heden niet in zijn geslaagd de Minister of de Kamer te overtuigen. Het is juist de combinatie van klant en aansluiting die voor een bedrijf als RWE Gas waarde heeft. Een leveringsbedrijf alleen is maar weinig waard. Met betrekking tot Intergas is met name de strategische positie van het netwerk ten opzichte van België en Duitsland interessant. Het is onwaarschijnlijk dat RWE Gas genoegen neemt met uitsluitend het neteigendom zonder operationele en strategische invloed te hebben. Het is ook onwaarschijnlijk dat een onderneming vermogen laat vast zitten in aandelenkapitaal waarover slechts een constante stroom van redelijke dividenden kan worden verwacht; de ondernemer wil met het vermogen ondernemen. In het niet-waarschijnlijke geval dat RWE Gas genoegen neemt met alleen het leveringsbedrijf zal het overnameprijs aanmerkelijk lager zijn. RWE Gas (toen Westfälische Gasversorgung geheten) heeft Nutsbedrijf Haarlemmermeer overgenomen, zowel het leveringsbedrijf als het netwerkbedrijf. Het ziet er naar uit dat deze constructie uiteindelijk ook geen instemming krijgt van de Minister. De verkoopovereenkomst bevat in dat geval geen opschortende of ontbindende clausules. Als mogelijke wegen om de (geest van de) Gaswet te omzeilen worden sale and lease back en/of lease-in lease-out constructies genoemd. Per Kamerbrieven van 07.12.00 en 05.02.01 laat de Minister weten dat deze constructies ook onderhevig zijn aan de instemmingsvereiste in de wet, en aldus ook getoetst zullen worden aan de wet.

[8]: Het valt ons op dat RWE Gas indirect een werkgelegenheidsgarantie afgeeft voor slechts 4 jaar. Dat is korter dan de gebruikelijke lange termijn planningshorizon van 5 jaar. Vanuit het perspectief van de ondernemer kan de rationalisering van haar gasdistributie-activiteiten middels schaalvergroting een voor de hand liggende optie zijn. We denken daarbij aan sluiting van afdelingen of zelfs complete vestigingen. Afgezien van de vraag of sluitingen gewenst zijn, zijn wij van mening dat RWE Gas meer inzicht had kunnen verstrekken in hun strategische planning ter zake. Bij de overname van Gasmaatschappij Gelders Rivierengebied bijvoorbeeld, heeft Nuon al voor de ondertekening van de verkoopovereenkomst laten weten het bedrijf te zullen ontmantelen, hetgeen op dit moment zijn finale beslag krijgt. Het personeel heeft recht op deze zorgvuldigheid die koper en verkoper hier hebben betracht. Er bestaat een brede maatschappelijke consensus met betrekking tot specifieke milieudoelstellingen zoals bijvoorbeeld de beperking van de CO2-uitstoot. Gasbedrijven in overheidshanden hebben de afgelopen jaren belangrijke bijdragen geleverd aan de realisatie daarvan. Ook hun inspanningen met betrekking tot gedecentraliseerde energievoorziening en warmte-kracht koppeling zijn hoopgevend. Wij zijn van mening dat in verkoop-overeenkomsten overnemende private partijen inspanningsverplichtingen moeten aangaan met betrekking tot het realiseren van concrete milieudoelstellingen.