Tijdens de raadsvergadering van 18 september heeft GroenLinks het woord gevoerd over het minimabeleid, de Regionale Omgevingsdienst en de MER N282 Dorst

0120064 Minimabeleid

Voorzitter, de kern van het Oosterhoutse bijstandsbeleid is, dat mensen gedurende een beperkte tijd in een uitkering zitten, vervolgens een baan vinden en dan geen gebruik meer hoeven te maken van een uitkering of bepaalde regelingen uit het minimabeleid. Werk wordt beschouwd als de beste manier om aan armoede te ontsnappen. Het feit dat iemand echter werk heeft betekent nog niet dat hij ook aan armoede kan ontsnappen. Uit een rapport van februari 2011 van de Raad voor Werk en Inkomen (RWI) blijkt dat het aantal werkende armen in Nederland toeneemt. In dit rapport wordt gesproken over een toename van 434.000 personen in 2001 tot 576.000 personen in 2009. Het RWI geeft aan dat het aantal werkende armen in Nederland verder toe zal gaan nemen. Begin citaat: “Soms dit een (tijdelijk) gevolg van de economische crisis, waardoor werknemers, bijvoorbeeld in de deeltijd-WW zijn terechtgekomen. In specifieke sectoren als de postmarkt, de thuiszorg en de schoonmaakbranche lijken de gevolgen meer structureel van aard, waardoor werknemers geconfronteerd worden met een transitie van redelijk betaalde voltijdbanen naar minder betaalde deeltijdbanen. Deze transitie kan voor de betrokken individuen voor problemen zorgen, wanneer zij niet in staat zijn om een overstap te maken naar andere, passende banen die voldoende lonen. Naarmate dit verschijnsel zich vaker voordoet, kan dit een groei van het aantal werkende armen in de hand werken.” Einde citaat.

Deze ontwikkelingen zullen er dus voor zorgen dat een steeds groter aantal mensen, die gewoon werken, in de toekomst zullen vallen onder de regels van het minimabeleid. Gezien deze maatschappelijke veranderingen zou de fractie van GroenLinks hier ook in de nota over het minimabeleid iets terug willen zien. In de opiniërende versie wordt over dit maatschappelijke verschijnsel verder niet gesproken.

Voorzitter, in de raadsvergadering van juni 2012 heeft GroenLinks gepleit voor het instellen van een onderzoek naar de effecten van de stapelingen van allerlei bezuinigingen. Rapporten uit Breda en Tilburg zijn voor de raad ter inzage gelegd. Op het moment dat er weer sprake is van een nieuwe regering en duidelijk wordt wat het beleid van deze regering zal worden op sociaal gebied dient naar de mening van GroenLinks een dergelijk onderzoek alsnog in Oosterhout plaats te gaan vinden. Een opmerking uit het rapport van Breda opgesteld door de PVDA Breda willen wij het College op dit moment al meegeven. In dit rapport wordt de term “modelminima” geïntroduceerd. Dit vanuit het oogpunt dat niet alle mensen met een laag inkomen altijd in een goedkope woning wonen, dat ze door chronische ziekten of beperkingen soms hoge extra zorgkosten hebben waar ze niets aan kunnen doen, dat ze soms wel eens financieel de mist in gaan en dat ze soms ook de vaardigheden missen om datgene te claimen waar ze recht op hebben. De meeste minima zijn dus geen modelminima zoals beleidsmakers en politici nog wel eens willen denken. Ook daar dient in het minimabeleid rekening mee gehouden te worden.

Voorzitter, het College geeft ook in deze nota aan dat ze meer verwacht van het sociale netwerk van mensen. Door allerlei bezuinigingen (teruglopende voorzieningen in de buurten, deeltaxi) wordt het mensen juist moeilijker gemaakt om van hun sociale netwerk gebruik te maken. Ook zijn er landelijk ontwikkelingen om steeds meer de nadruk te leggen op het snel vinden van werk. Er wordt zelf al gesproken over het feit dat mensen maar snel over grote afstanden moeten gaan verhuizen om een ander baantje te accepteren. Op deze manier kunnen mensen dus minder voor anderen doen. Er zit een grens aan wat het sociale netwerk van mensen op kan vangen. Ook in deze nota over het minimabeleid wordt GroenLinks niet duidelijk waar volgens dit College deze grens nu precies ligt. Het College stelt in deze nota dat er aan mensen met een minimuminkomen extra ondersteuning geboden zal worden om van dit sociale netwerk gebruik te gaan maken. Hier gaat ook een deel van de extra gelden naar toe die vanuit het Rijk richting de gemeentes zijn gekomen. In de definitieve versie van de nota minimabeleid zouden wij dit graag duidelijker en concreter omschreven zien.

Voorzitter, in deze nota wordt feitelijk voorgesteld om het huidige minimabeleid te handhaven en te kijken naar de mogelijkheden om de kwijtscheldingsnormen te verruimen. Het College maakt daarmee in elk geval de keuze om ook in een economisch moeilijke tijd niet verder te gaan bezuinigingen op deze kwetsbare doelgroep.



Voorzitter, tot slot nog een aantal losse opmerkingen:



1)     Wij willen het College in overweging geven om bepaalde voordeelregelingen die nu via de Oosterhoutpas voor minima gelden in stand te houden. Hierbij kan in eerste instantie gedacht worden aan voordeelregelingen van gemeentelijke/gesubsidieerde instellingen. Denk aan een goedkoper abonnement op de Warande of korting op het abonnement van Theek 5. Dit individueel gaan beoordelen zoals het College aangeeft, zorgt naar de mening van GroenLinks enkel voor onnodige bureaucratie. Indien nodig zullen wij hier in december een voorstel over indienen.



2)     In de schriftelijke vragenronde hebben wij vragen gesteld over het rentepercentage van leningen bij de Gemeentelijke Kredietbank (uitgevoerd door de kredietbank Nederland). Een blik op de website leert dat hiervoor percentages van tussen de 10,4 en 13,9% per jaar gevraagd worden. Wij zien graag een toelichting tegemoet over de manier waarop deze percentages tot stand komen. Zeker omdat gemeentes tegen zeer lage percentages bij de BNG kunnen lenen en een Gemeentelijke Kredietbank juist bedoeld is om mensen die al in financiële problemen zitten te helpen.



En voorzitter, overigens is GroenLinks van mening dat de gemeenteraad te weinig invloed heeft bij Gemeenschappelijke Regelingen.



0120066 Regionale Omgevingsdienst

Voorzitter, Carthago was een belangrijke handelsstad in Noord-Afrika. In de oudheid was Carthago de hoofdstad van het Carthaagse Rijk, waarvan de inwoners door de Romeinen Puniërs genoemd werden. In de 3e eeuw was het Carthaagse Rijk de grootste rivaal van het Romeinse Rijk. Deze rivaliteit met de Romeinse Republiek leidde uiteindelijk tot de drie Punische oorlogen. In de tweede van deze oorlogen wist Carthago Rome ernstig te bedreigen, maar uiteindelijk behaalde Rome een totale overwinning.

Voorzitter, later in mijn bijdrage zal ik aangeven wat ik deze inleiding met de Regionale Omgevingsdienst te maken heeft. Als gemeenteraad bij het aangaan van deze Regionale Omgevingsdienst weinig keus. Als we als gemeenteraad hier geen ja tegen zeggen, dan zal een ander dat voor ons doen (De minister die dan een aanwijzing geeft om ons verplicht bij een Regionale Omgevingsdienst aan te sluiten). Ook de invoering van de Regionale Omgevingsdiensten gaat weer gepaard met de welbekende efficiencykorting vanuit Den Haag. Jarenlang is het verhaal vanuit Den Haag geweest dat het efficiënter is om taken door de gemeenten uit te laten voeren: Wet Werk en Bijstand, Wet Maatschappelijke Ondersteuning etc. Omdat dit efficiënter was, kon het verschuiven van deze taken naar de gemeenten gepaard gaan met een efficiencykorting. Bij de Regionale Omgevingsdienst vindt het tegenovergestelde plaats. Taken gaan weg bij de gemeente en komen terecht bij een regionaal samenwerkingsverband. Nu is het dus blijkbaar ineens efficiënter om taken juist niet meer door de gemeente uit te laten voeren.

Voorzitter, de verplichte vorming van de Regionale Omgevingsdiensten is voor Den Haag een goede gelegenheid om weer eens te bezuinigen op de gemeenten. De rol van de VNG vinden wij in dit geheel dubieus. De VNG heeft immers als belangenbehartiger van de gemeentes afspraken met het Rijk gemaakt over de vorming van deze ROD’s. Het eind van het verhaal is opnieuw een situatie waarin gemeentes te weinig geld voor een bepaalde taak krijgen en dit dus uit de eigen middelen bij zullen moeten gaan leggen. Ook in een eerdere situatie heeft de VNG nou niet echt de belangen van de gemeentes gediend. Denk bijvoorbeeld aan het afgewezen bestuursakkoord uit 2011.

Voorzitter, bij het aangaan van een nieuwe gemeenschappelijke regeling dient het “beslissingskader aangaan Verbonden Partijen” gevolgd te worden. Dit is terug te vinden in de door deze gemeenteraad vastgestelde Nota Verbonden Partijen op de pagina’s 17 en 18. Gezien de feitelijk verplichting tot het aangaan van deze Gemeenschappelijke Regeling zijn niet alle beslispunten uit de Nota Verbonden Partijen van belang.

In de Nota Verbonden Partijen staat dat aan de hand van concrete effecten aangegeven moet worden wat het aangaan van een nieuwe Gemeenschappelijke Regeling voor financiële gevolgen heeft. Op zijn minst moet er dan een globale meerjarenbegroting aanwezig zijn. Deze begroting is niet aanwezig en zal pas komen in de raadsvergadering van december. Tijdens de informatieavond van afgelopen dinsdag bleek dat er nog allerlei onduidelijkheden met financiële gevolgen waren.

Voorzitter, de nota Verbonden Partijen zegt met betrekking tot de aanlevertermijnen van begrotingen het volgende:  “In de huidige praktijk blijkt de termijn van zes weken te kort. De oorzaak hiervan is met name te vinden in aanlevertermijnen voor raadsvergaderingen. De planning en control cyclus van Verbonden Partijen en de deelnemende gemeenten dienen derhalve te worden afgestemd.”

Bij deze gemeenschappelijke regeling is er met instemming van het Oosterhoutse College van deze afspraak afgeweken. Opnieuw staat de niet werkbare termijn van 6 weken in de statuten van een gemeenschappelijke regeling. Dit zal dus betekenen dat reacties van de gemeenteraad steeds als mosterd na de maaltijd komen. Ook kan op deze manier de begroting van de Regionale Omgevingsdienst niet met alle andere begrotingen van Verbonden Partijen meegenomen worden. Het nu immers gebruikelijk in Oosterhout om deze samen met de Perspectiefnota in de juni vergadering te bespreken.

Voorzitter, wij hebben ons vervolgens afgevraagd, hoe we hier als raadsleden wat aan konden doen. En daarbij liepen we tegen het volgende probleem aan. Het besluit tot het aangaan van deze Gemeenschappelijke Regeling wordt in Oosterhout genomen op het moment dat andere gemeenten al besloten hebben. Enige coördinatie met andere gemeenteraden is dus simpelweg niet mogelijk. We staan weer eens letterlijk met onze rug tegen de muur bij het aangaan van een nieuwe Gemeenschappelijke Regeling. Het is slikken of stikken en wijzigingen aanbrengen is onmogelijk.

Voorzitter, ten tijde van de Punische oorlogen had de Romeinse senator Cato de gewoonte om elke redevoering, waar deze ook maar over ging, met de spreuk “Overigens ben ik van mening dat Carthago verwoest moet worden” te beëindigen. De strekking van deze uitspraak is dat dingen die belangrijk zijn voortdurend herhaald moeten worden. Hoewel de opmerkingen van de raad op het gebied van de verbonden partijen niet altijd resultaat opleveren, zullen wij als GroenLinks kritisch blijven en bij elk besluit de Nota Verbonden Partijen met de daarin opgenomen afspraken blijven herhalen.

MOTIE

Ondergetekenden, Bert Schuur (CDA) en Willem-Jan van der Zanden (GroenLinks), raadsleden van de gemeente Oosterhout, dienen met de verwijzing naar artikel 37 van het reglement van Orde voor de gemeente Oosterhout met betrekking tot agendapunt 0120066 Regionale Omgevingsdienst van de gemeenteraadsvergadering van dinsdag 18 september 2012 de volgende motie in:



De raad van de gemeente Oosterhout, in vergadering bijeen op 18 september 2012 en gehoord hebbende de beraadslagingen met betrekking tot agendapunt 0120066 Regionale Omgevingsdienst.



Overwegende:

1.    Dat de in deze gemeenschappelijke regeling opgenomen termijnen voor het aanleveren van stukken niet in overeenstemming zijn met de afspraken in de Nota Verbonden Partijen;

2.    Dat een te korte termijn voor het aanleveren van stukken er voor kan zorgen dat de gemeenteraad niet in staat is om op tijd een reactie te geven op begrotingen van Gemeenschappelijke Regelingen;

3.    Dat dit in het verleden regelmatig is voorgekomen;

4.    Dat begrotingen van Gemeenschappelijke Regelingen gezamenlijk met de Perspectiefnota in de gemeenteraad van juni behandeld worden;

5.    Door de in de Gemeenschappelijke Regeling Regionale Omgevingsdienst opgenomen termijnen deze gezamenlijke behandeling met de Perspectiefnota niet mogelijk is.



Verzoekt het College:



Alles in het werk te stellen om de Gemeenschappelijke Regeling Regionale Omgevingsdienst in overeenstemming te brengen met de afspraken in de Nota Verbonden Partijen.



Bert Schuur (CDA)        Willem-Jan van der Zanden (GroenLinks)

0120070 MER N282

GroenLinks is, net als het college en de provincie van mening dat de opgestelde MER voldoende informatie bevat om een besluit te nemen uit de alternatieven en oplossingen. Wij kunnen daarom instemmen met punt 1 van het raadsvoorstel: het aanvaarden van het MER N282 Dorst.



Afgelopen juni heeft GroenLinks tegen de motie gestemd om de boogvariant als voorkeursalternatief nader uit te werken.

Nu we de uitgebreide informatie hebben, kennis over de besluitvorming door GS en ook de verschillende reacties uit het dorp Dorst hebben vernomen is GroenLinks van mening dat het weinig zinvol is om nader onderzoek te doen naar het alternatief “Boog”.

GroenLinks is van mening dat het op dit moment een niet realistisch alternatief is. Wij vinden dat de met het alternatief te bereiken vermindering van de overlast van de weg niet opweegt tegen de relatief zeer hoge kosten en de doorsnijding van de groene ruimte. Ook met de aanpassingen van de huidige weg is al een grote verbetering van de leefbaarheid te verwachten. Daarbij komt nog dat de verbetering van de huidige weg (Nulplus alternatief) binnen afzienbare tijd (2013 -2017) is te realiseren. GS hebben hiervoor al geld beschikbaar gesteld. Als de gemeente Oosterhout kiest voor de boogvariant zal dat betekenen dat er de komende 10 jaar weinig tot niets verandert en dat wij als gemeente met aanzienlijke kosten worden opgezadeld. En wat er daarna gebeurt blijft onzeker.