In bovengenoemde brief meldt u de gemeenteraad, dat de Adviescommissie voor de bezwaarschriften de intrekkingsmaatregel ten aanzien van handbewogen rolstoelen rechtmatig heeft bevonden. Deze maatregel was een gevolg van een collegebesluit d.d. 03-02-2004 om per 01-04-2004 toegekende vervoersvoorzieningen in de vorm van handbewogen rolstoelen aanvullend op het recht op WVG gesubsidieerd deeltaxi-gebruik en een scootermobiel te beëindigen.
Op 19-05-2004 ontvingen ten gevolge daarvan 130 cliënten een beëindigingbesluit waarin werd medegedeeld dat hun handbewogen rolstoel zou worden ingenomen. Naar aanleiding hiervan heeft de gemeenteraad op 17-05-2004 unaniem een motie aangenomen waarin werd gevraagd de 130 cliënten eenmalig een financiële tegemoetkoming te verstrekken, zodat zij een voor hen noodzakelijke rolstoel zelf aan zouden kunnen schaffen. Overigens is inmiddels gebleken dat aan 40 cliënten ten onrechte een beëindigingbesluit was toegestuurd omdat er een medische noodzaak bestond voor het gebruik van de rolstoel.
Nu meldt u dat u heeft besloten om voor de andere 90 cliënten over te gaan tot uitvoering van de intrekkingsmaatregel. Dit betekent dat deze personen in principe hun door de gemeente verschafte rolstoel kwijt raken. Wel stelt het college voor om naar aanleiding van de door de gemeenteraad aangenomen motie deze cliënten in staat te stellen om hun rolstoel over te kopen. Zij dienen daarover zelf in contact te treden met Welzorg, de organisatie die voor de gemeente de rolstoelen in bruikleen gaf. Daarnaast stelt het college voor om slechts 50% van de aanschafkosten tot een maximum van € 150 als een tegemoetkoming in de aanschafkosten te geven. Welzorg zou bereid zijn om voor maximaal € 300 een vervangende tweedehands rolstoel te verschaffen.
Naar onze mening verplicht u op deze wijze een groep personen die meestal al in financieel moeilijke omstandigheden verkeren een extra uitgave van ongeveer € 150 te doen om mobiel te blijven, zoals zij dat wensen. Daarnaast zijn ze in de toekomst zelf verantwoordelijk voor onderhoud en reparaties.
Financieel gezien veroorzaakt dit voor de Gemeente Oosterhout volgens u maximaal een eenmalige bijdrage van € 13.500. Daarnaast meldt u terloops dat de ombuigingstaakstelling van € 50.000 niet gehaald kan worden. De oorzaak daarvan wordt niet vermeld.
Naar aanleiding van het bovenstaande hebben wij de volgende vragen:
1. Waarom is in 2004 niet eerst onderzocht welke personen medisch gezien nog steeds recht hebben op een handbewogen rolstoel naast de andere voorzieningen? Was dat niet zorgvuldiger geweest? En was de gemeenteraad dan niet beter op de hoogte van de financiële gevolgen geweest?
2. Bent u met ons eens dat vooral deze personen ten onrechte op 19 mei 2004 bang gemaakt zijn, omdat zij hun rolstoel zouden verliezen?
3. Kunt u verklaren waarom u ervoor heeft gekozen om de betrokken cliënten slechts een gedeeltelijke tegemoetkoming in de kosten te geven? Terwijl de raad in de motie verzocht om eenmalige financiële ondersteuning van de gedupeerden.
4. Bent u met ons van mening dat dit besluit van het college weer een juist toch al kwetsbare groep personen treft? En zo nee, waarom niet?
5. Kunnen gehandicapten met een minimuminkomen een beroep op de bijzondere bijstand doen om het restant van het aankoopbedrag van hun rolstoel vergoed te krijgen van de gemeente?
6. Wat is de reden dat de structurele bezuiniging van € 50.000, ondanks de beperkte eenmalige kostenpost van € 13.500 niet gehaald wordt?