In de nieuwsbrief nummer 6 2009 van de West-brabantse Vergadering wordt vermeld dat burgemeester P.van der Velden van Breda, als voorzitter van de Bestuurlijke Regie West-Brabant (BRG) op 15 april een brief aan de leden van de Tweede Kamer heeft gestuurd, waarin hij het economisch belang van de aanschaf van de JSF voor de West-Brabantse regio onder hun aandacht heeft gebracht.

De BRG heeft zoals u weet geen enkele democratische legitimiteit en de gemeenteraden van de aangesloten colleges van B&W van de 19 gemeenten hebben over dit standpunt van de BRG vooraf geen informatie ontvangen laat staan dat zij hierover een opvatting hebben kunnen uiten.



De aanschaf van de JSF is een heikel politiek onderwerp en verdeelt zelfs de landelijke coalitie. Het lijkt hierom ongepast dat de voorzitter van de BRG een mening namens gemeenteraden naar buiten brengt.



Daarom stelt GroenLinks/D66 de volgende vragen ex art. 41 volgens het reglement van orde voor de gemeente Oosterhout, waarbij de fractie van GroenLinks/D66 vanwege de actualiteit het op prijs zou stellen als de vragen per omgaande beantwoord worden.



Vragen:



1.    Was het college op de hoogte van deze brief? Zo ja, sinds wanneer?

2.    Had u de gemeenteraad hierover willen informeren? En waarom heeft u dat dan nog niet gedaan?

3.    Bent u van mening dat u, via de voorzitter van de BRG, een democratisch gelegitimeerd standpunt heeft verwoord namens het college, namens de coalitie of namens de Oosterhoutse gemeenteraad, en waarom?

4.    Bent u het eens met GroenLinks/D66 dat de BRG meer dan een bestuurlijke rol vervult en hiermee nu een politiek orgaan aan het worden is?

5.    Wat gaat u ondernemen opdat de BRG zich gaat beperken tot een strikt bestuurlijke rolopvatting en dat bij politieke uitingen eerst de betrokken gemeenteraden geïnformeerd worden en in de gelegenheid worden gesteld om haar politieke opvattingen te uiten?

6.    Bent u bereid een nieuwe brief te sturen naar de leden van de Tweede Kamer waarin de voorzitter van de gemeenteraad zich vooralsnog distantieert van de inhoud van de brief van de BRG, aangezien de gemeenteraad zich hierover niet heeft uitgesproken?

7.    Bent met ons u van mening dat in vraag 6 genoemde brief bijdraagt aan het verstevigen van het draagvlak onder de gemeenteraden voor de BRG?

8.    Gaat u de voorzitter van de BRG kapittelen dat een dergelijke politieke brief niet past bij een puur bestuurlijke rolopvatting van de BRG?



Hoogachtend

W.J. van der Zanden

M.F. Velds