Op 23 augustus jl. hebt u schriftelijke vragen ex art. 41 van het Reglement van Orde van de Oosterhoutse gemeenteraad gesteld over de procedure rondom het experiment met spreiding van sluitingstijden voor de Oosterhoutse horeca. Wij beantwoorden uw vragen als volgt.
Vraag 1. Is het normaal dat brieven gericht aan de burgemeester (door raadsleden) niet binnen de gebruikelijke termijn van zes weken beantwoord worden?
Antwoord 1: De aan de burgemeester geadresseerde correspondentie had nadrukkelijk het karakter van een “open brief”. Een “open brief” heeft in de regel tot doel ruchtbaarheid te geven aan een eigen mening of standpunt. Gezien de aandacht in de media bent u in die opzet ook goed geslaagd. Indien u ook daadwerkelijk antwoord van de burgemeester of het college had willen krijgen, dan was het stellen van vragen ex art. 41 RvO van de gemeenteraad de geëigende weg geweest. Uiteraard had u dan ook, zoals in het RvO is vastgelegd, zelfs binnen vier weken antwoord ontvangen.
Vraag 2: Kunt u begrijpen dat bij de fractie van GroenLinks/D66 door het uitblijven van antwoord, ondanks twee mondelinge toezeggingen, de indruk ontstaat dat de burgemeester, zelf voorzitter van de gemeenteraad, dezelfde gemeenteraad niet geheel serieus neemt?
Antwoord 2: Wij zijn niet in staat deze vraag te beantwoorden. Enerzijds omdat wij geen oordeel willen en kunnen vellen over indrukken die binnen uw fractie leven. En anderzijds omdat het ons als college niet aangaat te treden in de relatie tussen de gemeenteraad en zijn voorzitter.
Vraag 3: Kan de gemeenteraad er nog op vertrouwen dat mededelingen c.q. informatie van het college en in dit geval expliciet de burgemeester juist zijn?
Antwoord 3: Uiteraard. Overigens vinden wij het niet bepaald gepast de vertrouwenskwestie tussen raad en college via schriftelijke vragen aan de orde te stellen. Hiervoor staan de gemeenteraad en zijn leden ons inziens meer geëigende instrumenten ter beschikking
Vraag 4: Is het college ervan overtuigd dat de discussie over vrije sluitingstijden door de incorrecte informatie niet beïnvloed is.
Antwoord 4: Mede gezien de huidige situatie – er is inmiddels, overeenkomstig de wens van de raad, een proef met spreiding van sluitingstijden gestart – kunnen we deze vraag ontkennend beantwoorden. Terzijde willen wij wel opmerken dat er ons inziens geen sprake is van incorrecte informatie, maar eerder van een interpretatiekwestie. In het debat met de raad heeft het college onder “vrije sluitingstijden” steeds verstaan een regime waarbij sluitingstijden niet alleen worden vrijgelaten, maar waarin tegelijkertijd met de horeca geen enkele afspraak wordt gemaakt over de voorwaarden waaronder zulks gebeurt. Ons is gebleken dat dit laatste aspect bij uw inkleuring van de definitie “vrije sluitingstijden” geen rol heeft gespeeld.
Antwoord 5: Kan het college alsnog aangeven hoe het denkt de omissie te ondervangen?
Antwoord 5: Zie het antwoord op vraag 4.
Wij hopen u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
Hoogachtend,
BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN OOSTERHOUT,