Op 26 juni jl. hebt u schriftelijke vragen ex art. 39 van het Reglement van Orde van de Oosterhoutse gemeenteraad gesteld over de sluiting van een drugspand aan de Havenweg. Aangezien het hier gaat om een expliciet bevoegdheid van de burgemeester (op basis van artikel 13b van de Opiumwet), zal ik de beantwoording van uw vragen voor mijn rekening nemen.

Vraag 1. Waarom heeft de burgemeester voor deze zware maatregel gekozen, terwijl er ook minimaal één andere huurder van het pand gebruik maakt?

Antwoord 1. In april 2014 heb ik, in navolging van de richtlijnen die hierover zijn geformuleerd binnen het verband van de vijf grote Brabantse gemeenten, de "beleidsregels op grond van artikel 13b Opiumwet gemeente Oosterhout" vastgesteld. Daarin is het uitgangspunt vastgelegd dat elk pand waar drugs worden aangetroffen, wordt gesloten. Deze sluiting is objectgericht. Het enkele feit dat een huurder in het pand aanwezig is, is geen reden van sluiting af te zien. Op die manier zou namelijk een eenvoudige blokkade tegen sluiting van drugspanden worden opgeworpen, waarmee mijn beleid drugshandel en overlast tegen te gaan, wordt ondermijnd.

Vraag 2. Waarom is er niet voor gekozen om de controle over het pand voor een bepaalde periode over te nemen? Andere ondernemers, die niets met deze zaak te maken hebben, kunnen dan toch gebruik maken van hun ruimte.

Antwoord 2. Zoals in het beleid is omschreven, kan het college op grond van de Woningwet de eigenaar aanschrijven dat de gemeente het pand in gebruik geeft aan een andere persoon of instelling. Dit is een zwaar en omslachtig middel, dat pas aan de orde is als aanschrijvingen op grond van artikel 174a van de Gemeentewet en/of artikel 13b van de Opiumwet niet het gewenste effect sorteren. De beleidsregels voorzien in een stappenplan: een bedrijfspand wordt gesloten voor zes maanden indien daar softdrugs worden aangetroffen, bij een tweede constatering wordt het pand voor een jaar gesloten en bij een derde constatering voor onbepaalde tijd. Pas daarna komt de vraag aan de orde of de eigenaar van een pand moet worden aangeschreven op grond van de Woningwet. Deze mogelijkheid is dus hier op dit moment niet aan de orde.

Vraag 3. De huurder die de politie heeft ingelicht, geeft aan dit een volgende keer niet te zullen doen. Dit baart GroenLinks zorgen: mogelijk zullen ook andere ondernemers in de toekomst wel twee keer nadenken alvorens de politie te bellen als zij dit soort activiteiten aantreffen bij een medehuurder. Deelt het college die zorgen?

Antwoord 3. Neen, ik deel die zorgen niet. Veruit de meeste drugspanden worden op een andere manier - anders dan door melding van een huurder of eigenaar - bij de gemeente bekend. In het geval van de Havenweg is er sprake van een uitzonderlijke situatie. Ook blijven de belangen voor derden om wėl te melden, onverminderd groot (brandgevaar, overlast voor omwonenden). Daarnaast komt het voor dat drugshandelaren meerdere panden in gebruik hebben als drugspand. Op het moment dat meerdere oogsten hebben plaatsgevonden in één hennepkwekerij, wordt deze minder waard en wordt bovendien de kans op ontdekking groter. Deze handelaren/eigenaren kiezen er dan voor een melding te doen bij de politie, zodat het betreffende pand wordt ontruimd door èn op kosten van de politie. Hierdoor kan de aandacht van andere drugspanden worden afgeleid. Daarom is er een reële kans dat, als bij meldingen wordt afgezien van sluiting, de georganiseerde drugshandel in de kaart wordt gespeeld. Dat een eigenaar of gebruiker van een pand zelf de aanwezigheid van drugs meldt, is geen reden af te zien van sluiting. Wel wordt in dat geval de zienswijze van de belanghebbenden gevraagd om mede op basis van die zienswijze tot een goede belangenafweging te komen. Ook wordt een ruimere begunstigingstermijn gesteld, zodat belanghebbenden de gelegenheid hebben vóór de daadwerkelijke sluiting een beroep te doen op de voorzieningenrechter. Het was overigens in dit geval niet de huurder, maar een medewerker van de eigenaren die de politie heeft gebeld. Bij de huurder bestonden al eind februari - dus voordat hij het pand in gebruik nam - twijfels over de aard van de handel van de voorgaande huurder. Hij heeft dit gemeld aan de eigenaar, die ter plaatse is gaan kijken en niets heeft geconstateerd. Enkele dagen later, op 6 maart 2015, bleek een grote hoeveelheid drugs aanwezig. Dat de voormalige huurder gekend was in het drugscircuit, was niet moeilijk te achterhalen. Ik ben er dan ook van overtuigd dat de eigenaren deze situatie hadden kunnen voorkomen door vooraf op te zoek gaan naar achtergrondinformatie over de vorige huurder en op grond daarvan niet met hem in zee te gaan. In een persoonlijk gesprek met de eigenaar van het pand - dat is dus niet de Stichting Kringloopwinkel - heb ik dat ook uiteengezet.

Vraag 4. GroenLinks begrijpt dat ondernemersbelang soms ondergeschikt moet zijn aan het algemeen belang. De gemeente zegt de ondernemer desondanks tegemoet te komen door hem eens per maand toegang te verschaffen. Is dit het maximale dat de gemeente kan doen om deze

ondernemer tegemoet te komen?


Antwoord 4. Ik heb de ondernemer een zienswijze gevraagd en een relatief ruime begunstigingstermijn gesteld. Ook heb ik aangeboden het pand één dag per maand open te stellen om de ondernemer de gelegenheid te geven zijn goederen uit het pand te halen en elders onder te brengen. Overigens betekent dit niet dat verkoopactiviteiten op deze locatie mogen plaatsvinden. Vanuit het oogpunt van de effectiviteit van het drugsbeleid is dit op zich een onwenselijke ontwikkeling, maar na afweging van alle belangen ben ik tot dit aanbod gekomen. Terzijde wil ik opmerken dat medewerkers van de gemeente de huurder al in een vroegtijdig stadium hebben aangegeven dat het pand gesloten zou worden. Dat heeft de huurder er evenwel niet van weerhouden grote hoeveelheid goederen in het pand te plaatsen, in plaats van op zoek te gaan naar een andere locatie.

Vraag 5. Doel van de sluiting van dit pand zou zijn om "de loop eruit te halen". Volgens de benadeelde ondernemer zou er gaan aanloop zijn geweest bij dit pand. Is het college het met deze lezing van de ondernemer eens?

Antwoord 5. Het klopt dat een doel van de sluiting van elk drugspand is om "de loop er uit te halen". Daarmee wordt niet bedoeld dat er aanloop is van klanten die drugs komen kopen, maar dat het pand bekend staat als drugspand bij één of meerdere criminele netwerken. Hoewel de lezing van de ondernemer vanuit diens gezichtspunt begrijpelijk is, blijf ik op mijn standpunt dat voor een effectieve bestrijding van drugshandel sluiting van elk drugspand nodig is. Ik word in mijn opvatting gesterkt door uitspraken van de rechter, ook terzake de sluiting van dit pand. Ik draag actief mijn opstelling uit dat alleen de rechter het door mij gevoerde beleid kan terugdraaien. Bovendien wordt ook regionaal deze werkwijze gevolgd.

Vraag 6. Deelt het college de mening dat deze maatregel eigenlijk vooral nuttig is bij panden waar drugs verhandeld wordt of waar op het moment van ontdekken een actieve hennepkwekerij dan wel een drugslab aanwezig is?

Vraag 7. Is er aanleiding om aan te nemen dat dit hier het geval was?

Antwoord 6. en 7. Volgens vaste jurisprudentie is er sprake van drugshandel als er meer drugs worden aangetroffen dan een gebruikershoeveelheid. Daarmee ontstaat de bevoegdheid van de burgemeester om, op basis van artikel 13b van de Opiumwet, op te treden. In het desbetreffende pand zijn 288 planten en 3760 stekjes aangetroffen. Het argument dat er geen noodzaak meer is een drugspand te sluiten op het moment dat alle drugs uit het pand verwijderd zijn, gaat niet op. Immers, een pand kan per definitie pas worden gesloten als de drugs in beslag genomen zijn of de hennepkwekerij ontmanteld. Het volgen van uw argument zou betekenen dat het huidige beleid in het geheel niet kan worden uitgevoerd.

Vraag 8. Heeft de gemeente andere maatregelen overwogen die toch de loop uit dit pand zouden halen?

Antwoord 8. Neen. Er zijn geen andere mogelijkheden dan het pand gedurende een bepaalde periode te sluiten.

Vraag 9. Waarom heeft de burgemeester er niet voor gekozen om deze units als zelfstandige panden te behandelen en dus alleen het deel waarin de kwekerij aanwezig was, te sluiten?

Vraag 10. Was de situatie anders geweest wanneer de units in het pand nog een eigen adres hadden?

Vraag 11. Iedere ondernemer die een ruimte/unit in een bedrijfsverzamelgebouw huurt, kangeconfronteerd worden met deze situatie. Meent het college dat ondernemers die ruimte willen huren in zo'n pand, eerst al hun toekomstige buren moeten controleren op (mogelijk) illegale feiten?


Antwoord 9 t/m 11. Uw veronderstelling die aan uw vraag ten grondslag ligt, klopt niet. Het pand bestond niet uit drie zelfstandige units. Het gaat om één pand, gevestigd aan één adres. In het verleden is het pand weliswaar aan verschillende huurders tegelijk verhuurd, maar deze huurders kenden elkaar en hadden er geen bezwaar tegen als zij over en weer door eikaars ruimten liepen. Ook het energieverbruik moet blijkens de huurovereenkomsten via de hoofdhuurder worden geregeld. De situatie is anders wanneer er sprake is van een bedrijfsverzamelgebouw, met daarin afzonderlijke bedrijfsruimten waarin verschillende bedrijven zijn gevestigd. In dat geval wordt alleen de betreffende bedrijfsruimte afgesloten. Inmiddels heeft de Stichting Kringloopwinkel mij gevraagd het pand gedurende langere tijd open te stellen om het leeg te kunnen halen. Na een afweging van alle belangen ben ik bereid het pand

gedurende maximaal vijf dagen open te stellen om het leeg te maken, zodat het daarna kan worden afgesloten en verzegeld gedurende de resterende periode.Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.